Ik had liever zakjes met suikerbonen gevuld

Standaard

benthe-3

Nooit had ik verwacht dat de blijdschap van mijn vierde zwangerschap zo snel zou omslaan naar angst en twijfel. Meteen na het mislukken van de eerste nipt-test, krijg ik het onverklaarbare gevoel dat deze zwangerschap geen gelukkig einde zal gaan kennen. Dit gevoel wordt versterkt nadat een tweede test ook mislukt en door ‘een technisch mankement’ geen duidelijkheid kan geven. De woorden van de gynaecoloog komen ongeloofwaardig over wanneer hij dit probeert te verklaren en me overhaalt om een nog een derde test te doen. Mijn prille geluk gaat langzaam over in een alles verterende angst om dit kindje, waar ik zo naar heb verlangt, te verliezen. De tweestrijd waarin ik verkeer is zo groot dat ik twijfel aan alles wat er gebeurt. Waarom zou die test wel uitkomst bieden? Wat als ook deze test mislukt? Wat als ik hiermee de angst laat overwinnen en mijn voorgevoel onvermijdelijk is? Desondanks kies ik zelf voor een vruchtwaterpunctie, niet wetende dat het lot daarmee bezegeld zal zijn.

‘De punctie heeft uitgewezen dat het kindje Downsyndroom heeft.’ De woorden van de gynaecoloog hakken een gat in mijn hart. Niet alleen zakt de grond onder m’n voeten vandaan, het liefst wil ik erin kruipen en niet meer boven komen. Mijn angst is werkelijkheid geworden en roept duizenden vragen op waar nooit een antwoord op zal komen. Hoe zal ons leven eruit zien met zo’n kindje? Wat als wij er niet meer zijn en het kindje de zorg wordt van onze andere 3 kinderen? De woordelijke geseling gaat maar door wanneer we de vraag krijgen of we dit kindje willen houden of niet. Ondanks dat het in mijn ogen geen keus is, besluiten we om de zwangerschap af te laten breken. Ik ben 20 weken zwanger, maar dit kindje zal nooit bestaan.
Met het maken van deze beslissing, wil ik niets liever dan dat het zo snel mogelijk achter de rug is. Over 3 dagen is onze oudste zoon jarig en de gedachten zijn leven te vieren terwijl we die van de jongste opgeven, vind ik ondraaglijk. Achteraf had het ziekenhuis moeten staan op de bedenktijd van 7 dagen. Niet dat ik op mijn beslissing zou zijn terug gekomen, maar om te beseffen wat er zou gaan gebeuren. Ik was in de veronderstelling dat ze het zouden weghalen. Ik wist niet dat ik haar eerst zou moeten baren.

De volgende ochtend om 5.00 wordt Benthe door middel van wee opwekkers geboren. Ondanks de natuurlijke manier van bevallen voelt dit verschrikkelijk onnatuurlijk. De heftigheid van de weeën zijn erger dan ik mij kan herinneren bij mijn eerdere bevallingen en haar lichaampje overleeft deze niet. Uit de autopsie zal blijken dat haar hart zo slecht was, dat ze na een volledige zwangerschap niet lang geleefd zou hebben.
Wanneer ik haar in mijn armen heb ik liggen, voel ik er angst voor. Dit veel te kleine, onnatuurlijk roodbruine kindje is mijn dochter, maar mocht dat niet zijn. De tranen stromen over mijn wangen en een levenslang schuldgevoel kruipt in het gat van mijn hart. Er is zoveel wat ik haar zou willen zeggen. Ik zou niet liever willen dan het haar uitleggen. Maar de woorden zouden ongehoord zijn en blijven. Toch fluister ik: ‘Sorry.’

De begrafenis is heel klein en intiem. Mijn man en mijn drie levende kinderen naast de begrafenisondernemer, de grafdelver en een veel te klein kistje. We dragen allemaal een ballon met een kleur die we zelf hebben uitgekozen. Elk met onze eigen betekenis. Met het loslaten van de ballonnen begint ook het loslaten van Benthe. Maar niet voor mij.
In de weken die volgen zoek ik naar manieren om Benthe een bestaansrecht te geven. Ondanks dat ze nooit heeft mogen leven, wil en kan ik haar niet vergeten. Ik maak van stof matroesjka-poppetjes in de kleuren van de ballonnen, die ik vul met rijst. De poppetjes zijn 23 centimeter lang en wegen 223 gram. De lengte en het gewicht van Benthe bij haar geboorte. Ik had liever zakjes met suikerbonen gevuld, iets wat in België gebruikelijk is om te geven aan de kraamvisite. Maar dat zou voelen als verraad naar Benthe. Op 1 december, de uitgerekende datum, geef ik deze aan de mensen die het dichtst bij ons staan en op welke manier dan ook tot steun zijn geweest.
Naarmate de tijd verstrijkt wordt het steeds moeilijk voor mij om erover te praten. Niet omdat ik dat niet wil, maar omdat voor andere mensen de noodzaak afneemt. Ondanks dat ik zelf de keus heb gemaakt voelt het alsof er iets van mij is afgenomen, iets wat buitenstaanders niet begrijpen en waardoor het gesprek vaak stopt.
Soms vraag ik me af hoe het zou zijn geweest als Benthe had mogen leven. Ik heb geen spijt van mijn beslissing, toch voel ik me schuldig naar haar toe. Iets waarvoor ik nog dagelijks ‘sorry’ zeg.
Sorry, dat ik dit niet wilde.
Sorry, dat ik het niet kon.

Plaats een reactie