Kort Verhaal: De Date

Standaard

Image

Oké, dit was níet wat ik ervan verwacht had. Sterker nog, een grotere teleurstelling had het niet kunnen worden. Ik krijg de neiging m’n rode suède pumps uit te trappen en het kaarsje op de tafel te gebruiken om het menu af te fikken, maar iets houdt me tegen. Het zou die man met het pistool kunnen zijn, die in het restaurant rond loopt, in zichzelf pratend en vloekend als een schizofrene tijger.
Mijn date ligt half onder de tafel te snikken. Ik hoop maar voor hem dat hij geen vlekken maakt op mijn nieuwe pumps. Waar waren de mannen van staal ook alweer gebleven? Ik hoor hem prevelen: “Ik wil niet dood! O God, ik wil nog niet dood.”
Alsjeblieft zeg, houd je bek. Dat dacht ik een kwartier geleden ook toen je een zeer oninteressant relaas begon af te steken over de beurskoersen in Noord-Korea, maar daar heeft God ook weinig rekening mee gehouden. Alhoewel, de interruptie die volgde was dan weliswaar onverwacht en misschien wat overdreven, maar wel zeer doeltreffend. Ik neem mezelf voor dat, wanneer het spektakel om me heen voorbij is, een extra bidje te bidden om hem te bedanken.
Ik negeer de aandrang om een keer flink onder de tafel te trappen om het gezemel te laten stoppen en neem de man die mijn zoveelste kansloze date verstoorde in me op. Eigenlijk zou ik hem ook moeten bedanken, maar laat ik eerst afwachten hoe de situatie verder verloopt. Ik ben niet vies van een beetje spanning in m’n leven, maar het kan ook te gek natuurlijk. Er zijn heel wat woorden die mij zouden kunnen omschrijven, maar suïcidaal is er niet 1 van.
Ik schat de man een jaar of 35, maar met mijn inschattingsvermogen zou ik er ook een jaar of 10 naast kunnen zitten. Hoe dan ook, hij ziet er wat onverzorgd uit, dat wel. Een baard van een dag of 7 en zijn haar ziet eruit alsof het al een tijd geen shampoo meer van dichtbij heeft gezien. Hij heeft de lichaamsbouw van een fervent sporter, echter wordt dit teniet gedaan door zijn ingedoken houding. Hij doet me denken aan een opgesloten grizzlybeer. Gekrenkt in zijn trots, maar niet te onderschatten zodra de deur van zijn kooi opengaat.
Zijn wilde, rode ogen verraden een licht drankprobleem. Alcohol mag dan geen oplossing zijn voor je problemen, maar ik ben de laatste die daar over zou oordelen. Waar ik dan minder over te spreken ben is het pistool wat ogenschijnlijk losjes in zijn hand ligt te wiebelen.
De man blijft rondjes lopen in het restaurant, zijn bewegingen zijn ongecontroleerd. Op zoek naar Valerie. Althans, daar ga ik vanuit. Door haar ontstond al de commotie namelijk, toen hij schreeuwend en zwaaiend met het pistool binnen kwam lopen en gilde: “Valerie! Waar ben je? Ik weet dat je hier bent! Met hem!”
Helaas was Valerie op dat moment niet aanwezig of in rook opgegaan en zat de rest van de gemeenschap opgescheept met dit heerschap.
Ik heb direct een hekel aan Valerie. Had het kreng niet gewoon met d’r poten van ‘hem’ af kunnen blijven? Of dan op z’n minst ervoor gezorgd kunnen hebben dat ze hier was, waar ze had gezegd dat ze zou zijn? Dan zou deze ellende hoogstwaarschijnlijk al zijn opgelost en was ik nu onderweg naar huis. Daar waar mijn zachte bankje op me wacht, een heerlijk wijntje koud staat en er vooral geen dolgedraaid manvolk is om mijn avond te verpesten. Ongeacht of ze zwaaien met een pistool of hun lopende neus afvegen aan de plooi van mijn rok.
Overal waar de man loopt duiken de mensen ineen. Een enkeling probeert het snikken heldhaftig in te houden, maar de sfeer is op z’n zachts gezegd oncomfortabel. Alle ogen zijn gericht op hem, elke beweging die hij maakt wordt met doodsangst gadegeslagen. Hij blijft in zichzelf praten, slaat uit wanhoop zijn handen voor zijn gezicht, waarbij het pistool gevaarlijk alle kanten opslingert met zijn vinger nog steeds bij de trekker. Met elke stap die hij zet komt hij dichterbij en met elke stap zakt mijn sarcasme verder in mijn Jimmy Choo’s.
Uiteraard stopt hij bij ons tafeltje. Het gezelschap wordt er met de minuut beter op.
“Meneer? Wilt u misschien wat drinken van mij?”
O mijn god. Zei ik dat?
De man draait zich razendsnel op en het enige waar ik me dan nog bewust van ben is de loop van het pistool die op mijn hoofd gericht staat. Als dit een bijna-doodervaring is, zou ik nu ongeveer m’n leven aan me voorbij moeten zien flitsen. Ik voel het angstzweet prikkelen onder mijn oksels en mijn hart lijkt een weg door mijn borstkas heen te slaan.
Mijn date kijkt me van onder de tafel aan alsof ik gek ben geworden. Ik negeer hem en probeer de man zo vriendelijk mogelijk als ik kan opbrengen aan te kijken.
“Wat?”
De man fluistert bijna. Door de adrenaline die door mijn lijf giert, klinkt het haast vervaarlijk. Toch is het voornamelijk verbazing wat in dat ene woordje doorschemert. Zijn hese stem verraad het schreeuwen van eerder, maar verder heeft hij geen onaangenaam stemgeluid.
Tussen de rode gesprongen aderen zie ik 2 prachtige blauwgroene irissen me aanstaren. De emotie die ik zie kan ik niet plaatsen, maar ik besef me dat er geen weg terug is.
“Of.. uuh.. of je misschien iets wilt drinken van mij? Dat praat misschien wat makkelijker. Wellicht dat ik je kan helpen?”
De man kijkt me twijfelend aan, de verwarring is van zijn gezicht af te lezen. Hij lijkt zich geen raad te weten met de situatie. Nou dat is dan mooi, want ik heb ook geen idee, dus heel veel erger kan het niet worden. Ik kuch een keer om de prop slijm in m’n keel weg te krijgen en niet te klinken als een piepende cavia.
“Misschien kunnen we samen een manier vinden om hier uit te komen, zonder dat er erge dingen gebeuren.”
Hoeveel erger het kan gaan worden, wil ik eigenlijk niet over nadenken. Ik hou mijn adem in als de man lijkt na te denken over mijn voorstel. Dan, haast onzichtbaar voor het blote oog, knikt hij en laat langzaam het pistool weer langs zijn lijf zakken.
Ik knik nog eens bemoedigend naar hem ter bevestiging en wenk dan de ober om te komen. Deze doet dat met frisse tegenzin en ik zie dat zijn hand trilt wanneer hij vraagt of hij onze bestelling mag opnemen.
“Doe mij maar een wit wijntje en voor meneer?”
Meneer lijkt nog niet helemaal zeker van zijn keus om met mij als gezelschapsdame te gaan borrelen, dus ik antwoord voor hem.
“En een biertje voor meneer, graag.”
De ober moet zich inhouden niet weg te rennen om het bestelde te gaan halen. De arme jongen. Die had zijn avond vast ook heel anders voorgesteld. Beetje spugen in het eten van tafeltje 39, flirten met het leuke barmeisje en na sluitingstijd met de jongens de kroeg in. Welkom in de grote-boze-mensen-wereld.
Normaal beschik ik over uitstekende communicatieve vaardigheden, maar in deze situatie laten die mij compleet in de steek. Mijn hersenen voelen aan als pap en m’n tong lijkt tegen m’n gehemelte aangeplakt.
“Hoe heet je?”
De man kijkt me zwijgend aan, lijkt totaal niet op zijn gemak. Dat is geheel wederzijds, toch tover ik een innemende glimlach op m’n gezicht.
“Een valse naam mag ook hoor. Ik ben niet zo moeilijk en ook niet in de positie om eisen te stellen, hè. Maar het praat wat makkelijker dan ‘meneer’.”
Terwijl hij de ober nauwlettend in de gaten houdt, lijkt hij zijn opties te overwegen. Voor de zoveelste keer haalt hij zijn hand door zijn haar. Ik kijk hem vragend aan en hij zucht.
“Bart.”
Ik gun mezelf een klein hoera-momentje voor het doorbreken van het doodzwijgen, maar ben me er ook akelig van bewust dat ik er nog lang niet ben. Vooral omdat ik geen idee heb welke kant ik op moet.
“Oké… Bart. Het is allemaal nogal wat, hé?”
Tot zover mijn briljante ingevingen.
Hij kijkt me weer aan en het enige wat ik zie is een hartverscheurende blik in zijn ogen. De ober brengt ons de drankjes. Bart kijkt toe hoe hij de viltjes op tafel legt en de glazen erop zet. Hij blijft nog altijd zwijgen. Het lijkt er dus op dat ik de gangmaker zal moeten zijn bij ons romantisch diner voor twee.
“Hoe had je dit eigenlijk precies bedacht? Je komt binnen rennen met een pistool en dan? Wat was je plan geweest als ze er wel was geweest?”
Oeps! Dat was nou niet bepaald tactisch geformuleerd. En die blauwe zwaailichten buiten zijn nou ook niet echt onopvallend. Vanuit mijn ooghoeken zie ik mijn date om de tafelpoot geklemd zitten. Er loopt snot uit zijn neus en hij prevelt nog steeds zacht voor zich uit.
Bart lijkt compleet op te gaan in onze zeer diepgaande conversatie. Net wanneer ik aan het bedenken ben wat mijn volgende oneliner zal zijn, slaat hij ineens met beide vuisten op tafel. Door de klap en het pistool wat ineens zich op nog geen 10 centimeter van mijn lijf begeeft, slaak ik een gil en schuif mijn stoel een halve meter naar achter. Half over de tafel gebogen, met zijn blik naar het pistool gericht begint hij te praten.
“Ze had gezegd dat het voorbij was. Ze zei dat ik alles voor haar was. En God weet dat ik alles voor haar zou doen. Álles! En wat doet ze? De trut! Die hoer! Ze gaat gewoon door! Met liegen en bedriegen. Heb je enig idee hoe vernederend dat is? Nou?!”
Het laatste woordje schreeuwt hij bijna uit. Licht hijgend zit ik verstijfd van angst met mijn nagels in de zitting van de stoel. Dan kijkt hij me aan, woede en walging zijn van zijn gezicht te lezen.
“Weet jij hoe het voelt wanneer de liefde van je leven je belachelijk maakt? Je de hemel belooft en je in de hel achterlaat? Ik was niets meer dan een pop waar mee ze kon spelen, ze had alle touwtjes in handen. Maar nu niet meer. Nooit meer! Zo dom was ik, zo volkomen verblind door liefde. Maar nu,” hij lacht met meer sarcasme dan ik ooit zou kunnen opbrengen, “maar nu zijn mijn ogen wagenwijd open.”
Over zijn schouder zie ik mensen voorzichtig het restaurant verlaten, terwijl een hoge piet van het restaurant me voorzichtig gebaard verder te gaan met dat wat ik aan het doen ben. Ik weet niet eens wat dat is!
Bart gaat door met z’n hart uitstorten. Nu het ijs is gebroken, ben ik gepromoveerd tot zijn persoonlijke dr. Rossi, dus ik besluit me aan eenzelfde tactiek te houden. Ik knik, kijk begripvol, houd in plaats van de klok de activiteiten buiten onopvallend in de gaten. Hoe moeilijk kan het zijn om dit te stoppen? Mij te helpen? Verdomme!
Ineens stopt Bart met praten. De plotselinge stilte is oorverdovend. Hij kijkt me aan en zijn doordringende blik boort zich in mijn ogen.
“Dus, wat vind jij? Jij bent ook een vrouw, jij weet hoe vrouwen denken. Waarom maken jullie altijd misbruik van ons? Is het gevoel van macht? Genieten jullie daar van?”
Zijn toon is doordrenkt met walging en denigrerend. En bedankt hé, Valerie! Niet alleen kan ik jouw troep gaan opruimen, je hebt ook nog eens het complete vrouwvolk te kakken gezet. Mijn hekel gaat over in een hartgrondige haat jegens dat vrouwmens.
Ik schraap mijn keel nog eens en hoop dat ik niet klink als een iemand die onder schot word gehouden.
“Luister, ik snap dat je boos bent en je vernederd voelt. Wat Valerie heeft gedaan is het ergste wat je een mens kan aan doen. Ik weet hoe het voelt. Alsof je in stukken wordt gescheurd en elk stukje van je ziel nog eens verder de grond in wordt getrapt. Geloof me, ik wéét het.”
Bart lijkt geïntrigeerd nu hij merkt dat we iets delen. Langzaam laat hij zich op een stoel zakken, terwijl zijn blik me niet los laat. Hij laat mijn woorden even op zich bezinken. Bedenkelijk neemt hij mij in zich op en ik heb me nog nooit zo ongemakkelijk gevoeld.
“Hoe heette ‘ie?”
“Daniël.”
“Hield je van hem?”
“Ja. Zielsveel.”
“Was hij jouw grote liefde?”
“Hij was mijn alles.”
Even lijkt hij weer na te denken. Het restaurant is ondertussen zo goed als leeg op de manager van de toko na en wat heen en weer dribbelende agenten. Ze lijken te overleggen wat te gaan doen, dus ik zal mijn act nog wat langer moeten ophouden.
Terwijl zijn vingers onrustig met het pistool spelen, richt hij zijn blik naar het tafelblad.
“Hoe… Hoe heb jij het overleefd?”
De zacht gefluisterde woorden zijn doordrenkt met verdriet en geven mij hetzelfde verdrietige gevoel van toen. Ik sluit mijn ogen en begin te praten.
“In het begin niet. Ik hield me groot voor de buitenwereld, maar van binnen was ik dood. Er was voor mij niets meer wat er toe deed. Maar ik kon niet anders dan door gaan met adem halen, met leven.”
Ik knijp mijn ogen nog wat harder dicht om de tranen terug te dringen. Tranen voor toen, tranen voor de situatie nu. Een rollercoaster van emoties raast door mij heen en ineens voel ik twee handen die de mijne vast pakken.
Ik kijk Bart aan als een verschrikt konijn, maar hij lijkt alleen te wachten tot ik verder vertel. Bemoedigend knikt hij me toe en ineens is het mij niet meer duidelijk wie hier nou de gepijnigde is.
“Het wordt minder, weet je? Met de tijd. En dan besef je dat er meer is dan alleen die ene persoon die je zo sterk liet voelen en toch je grootste zwakte is. Dat de enige zekerheid die je hebt. Je moet bouwen op je eigen kracht. Je weet pas hoe sterk je bent als je ertoe gedwongen wordt om het te laten zien.”
Met de peptalk die bedoeld is voor Bart, neem ik mijn eigen woorden ook ter harte. Nu is het mijn beurt om Bart doordringend aan te kijken. Ik recht mijn rug en voel een belachelijk gevoel van rust door me heen gaan. Een politieagent staat op het punt onze kant op te komen, maar ik dwing hem met mijn ogen om te wachten.
“Je hoeft het niet alleen te doen. Er zijn altijd mensen die je willen helpen, mensen die om je geven. Maar dat moet je wel toe laten. Met wraak en ondoordachte acties bereik je niks, alleen dat mensen je als minder zullen zien dan je werkelijk bent. Laat je kracht zien! Laat me je helpen, Bart.”
Een bizar tafereel, de gijzelaar met de gegijzelde, hand in hand met een pistool tussen hun in, op een belachelijke manier verbonden met elkaar. Bart lijkt compleet in gepeins verzonken. Wanneer hij weer begint te praten, is zijn blik op een geheel nieuwe wijze angstaanjagend. Het zorgt ervoor dat uitwerking van de peptalk die het op mij had volledig in het niet verdwijnt. De woede heeft plaats gemaakt voor iets heel anders. Als ik niet beter zou weten zou ik het omschrijven als liefdevol.
“Wat is jouw naam eigenlijk?”
De transformatie en die vraag verrast me volkomen en stotterend geef ik antwoord.
“I-i-iris.”
Een glimlachje speelt rond zijn lippen.
“Je bent mooi, Iris.”
Ik heb geen idee of hij het over mijn uiterlijk heeft of mijn persoonlijkheid. Het contrast met nog geen 5 minuten geleden is zo groot, dat het me beangstigend gevoel geeft.
“Oké, mooie Iris. Doe wat nodig is. Alleen jij kan mij helpen.”
Mijn gedachten gaan alle kanten op. Ik weet niet welke persoonlijkheid van Bart ik enger vind. Besluiteloos zit ik daar, mijn handen die Bart nog steeds vast heeft en ik onderdruk de neiging om ze los te rukken. Ik neem een teug adem en pers met geweld weer een lieve lach op mijn gezicht.
“Goed, ik zal je helpen. Het belangrijkste is dat je het pistool weg legt. Oké? Je wilt echt niet dat die afgaat met al die politie om je heen.”
Dan pas lijkt Bart zich bewust van het complete politiekorps dat zich in en om het restaurant heeft verzameld. Even slaat me de angst om het hart wanneer hij het pistool oppakt en deze voor zijn gezicht houdt. Dan legt hij hem op het tafeltje naast ons en de opluchting van velen gonst door het restaurant.
Bart kijkt me aan zo trots als een klein kind met een goed rapport.
“Heel goed, Bart! Dankjewel. Het volgende is misschien nog wel moeilijker, maar ik weet dat je het kan. Je bent sterk toch?”
Langzaam buigt Bart zich over de tafel en de manier waarop hij naar me kijkt maakt dat ik wens dat de woede van eerder weer terug komt.
“Ik heb jou toch, Iris?”
Een misselijk gevoel golft door me heen. Ik moet mijn best doen om niet te snauwen dat ik alleen maar probeer om hier levend van af te komen. Maar ik ben zó dichtbij, ik kan me niet veroorloven om domme dingen te doen. In plaats van te antwoorden bijt ik tot bloedens toe op mijn wang en knik alleen maar.
“Wat kan er dan nog mis gaan? We doen dit toch samen?”
Ik schraap al mijn moed en kracht bij elkaar voor de laatste ronde. Mijn ogen vinden een vriendelijk ogende, al wat oudere agent en hij begrijpt mijn blik direct. Hij tikt 1 van zijn jongere collega’s aan en komen rustig onze kant op te lopen.
“Oké. Dan is er nu nog 1 ding wat je moet doen, Bart. Je zal met de politie mee moeten gaan. Wat je vanavond hebt gedaan, was niet zo slim. Dat geeft niet, maar zorg dan in elk geval dat het goed eindigt.”
Een miljoen smeekbedes gaan door me heen, voor het eerst dat ik me oprecht tot God wend en hem op mijn blote knieën smeek dat Bart doet wat ik van hem vraag. De agenten staan op een meter afstand te wachten, terwijl Bart zijn opties lijkt te overwegen. Dan glijdt er een heimelijk lachje over zijn gezicht en staat hij langzaam op.
“Mooie Iris, jij bent een engel. Míjn engel. Voor jou doe ik alles.”
Ik ga haast dood van opluchting wanneer Bart zich naar de agenten wendt en zijn handen demonstratief naar voren brengt.
Terwijl de oudere agent de handboeien om doet, blijft Bart me aankijken. Ik word helemaal onpasselijk van zijn blik. De pure adoratie die ervan af druipt, is meer dan ik nog hebben kan en m’n walging onderdrukkend kijk ik weg.
Met zachte dwang neemt de agent Bart mee. Bij de uitgang van het restaurant stopt hij om de deur te openen. Net genoeg tijd voor Bart om me nog een laatste keer aan te kijken, nog steeds met die afgrijselijke glimlach rond zijn mond. Een laatste blik waarin ik enkel alleen waanzin zie.
Mijn date komt onder de tafel vandaan gekropen, de held. Nog voor hij iets kan zeggen, kijk ik naar de overgebleven agent.
“Neem hem alsjeblíeft ook mee.”
Uitgeput laat ik me onderuit zakken op de stoel en doe mijn ogen dicht. Mijn gedachten gaan naar de blik in ‘Bart’ zijn ogen voor hij de deur werd uitgeleid, naar zijn woorden.
“Alleen jij kan mij helpen. Ik heb jou toch? Jij bent een engel. Míjn engel.”
Een ijselijk rilling gaat langs mijn rug.

 

Dit verhaal heb ik geschreven voor Jouwverhaal, Nederlands grootste schrijfwedstrijd. Met dit verhaal ben ik geëindigd bij de laatste 40 finalisten van ruim 1200 inzendingen.

 

Bananenpolitiek

Standaard

Met enige verbazing lees ik steeds vaker negatieve berichten over motorclubs. Of motorbendes zoals ze in de politieke volksmond worden genoemd. Intimiderend zouden ze zijn, ‘vermoedens’ van afpersing en fraude en laten we vooral eens kijken naar dat wat ze aantrekken om te laten zien waar ze voor staan. Dat ze geen padvinders zijn lijkt me duidelijk, maar als we het daar dan toch over hebben… Laten we dáár ook meteen eens naar kijken! Ik ben de beroerdste niet en help graag een handje mee met nadenken.

Ik zeg over de motorclubs: aanpakken die handel! Vooral dat leer eruit, over het algemeen kunnen die kerels het toch niet hebben. Passen we direct ook de kleur aan. Zwart is toch ook zo grafstemmig en pastel komt weer helemaal in. Fleurt de boel direct ook een stuk van op. Laten we eisen dat die mannen met een glimlach op het terras zitten, netjes ABN spreken en keurig hun knipperlicht aanzetten bij het invoegen. Daar zou de wereld écht een stuk beter van worden. Pak je ook direct de echte boeven aan.
Dan terugkomend op de padvinders. Die blousjes zijn ook niet meer van deze tijd he? Ernaar kijken doet al pijn aan m’n ogen. En weet jij veel wat ze doen met de kunst van knopen, de stiekeme ontmoetingen in het bos. Om over die Akela’s nog maar te zwijgen! Voor hetzelfde geld is het een sekte waar wij geen weet van hebben en nemen ze over 5 jaar de wereld over met hun zelfgeknoopte sjaaltjes. Jeetje, nu ik er zo over na denk, vind dat toch erg bedreigend hoor!
Verder lijkt het me dan ook een prima idee om de harde kern van Ajax, Feyenoord en welke andere voetbalmongolen, pardon supporters, dan ook eens onder de loep te nemen. Je weet wel, degene die miljoenen aan schade aanrichten bij een vriendschappelijke wedstrijd. Over het algemeen gekleed in t-shirts met naam en kleuren van de club waar zij voor uitkomen. Die mensen waarvoor de ME ingezet moet worden om de zooi nog een beetje in toom te kunnen houden. Laten we dan ook direct de vaders met hun zoontjes wat nader bekijken. Want waar je mee omgaat raak je mee besmet is de gedachtengang toch? Weg ermee! Dat kind kon wel eens een hooligan-in-spe zijn!
Nee, dan de ME! Is er wel eens over nagedacht dat dát misschien ook wel heel intimiderend kan werken. Al die stoere mannen in allemaal eenzelfde uniform.
En als ik dan even persoonlijk mag worden, wat ik erg intimiderend vind is wanneer ik over straat loop te paraderen en nagefloten wordt. Wanneer ik daar niet op reageer ík een arrogante bitch ben. Over het algemeen zijn dat jongens tussen de 16 en (ik zet hoog in) 25 jaar, gekleed in een spijkerbroek. Maar vergeet vooral de stiekeme billenknijpers en borstenstaarders in de kroeg niet. Dan kom ik al uit op een leeftijd tot en met 60+. Kleding wil nog wel eens verschillen van casual tot maatpak, evenals afkomst, religie en staat van dronkenschap.
Uiteraard kan ik aan de andere kant ook begrijpen dat ik als jonge vrouw in een strak rokje ook erg intimiderend kan over komen. Die naaldhakken van tegenwoordig zijn ook moordend namelijk.
Schietverenigingen, metal-liefhebbers en mijn god, die westernclubs met die ontzettende sporen aan hun laarzen. Paardrijmeisjes, doodeng vind ik ze met hun aanbidding voor het elegante dier. Om over die verschrikkelijke sokken nog maar te zwijgen.
De enige oplossing lijkt me dan ook om elke vorm van ontspanning en het uitoefenen van een hobby, te verbieden. Een avondklok in te stellen en de hangouderen van straat te halen. Elke mogelijkheid tot samenzwering te weren en verdelgen. Maar ook de ‘goede’ laten zwelgen voor de fouten van anderen. Want dat brengt natuurlijk totaal geen frustratie met zich mee, waardoor de beperkingen die worden opgelegd door een beginnend kaal wordende meneer in een Hugo Boss pak (die toevallig net wat meer macht heeft dan de normale burger) misschien wel eens een tegendraads effect zou kunnen hebben.
Wat mij betreft mag een ieder die een ander moedwillig wat aan doet, gestraft worden. Maar van dit soort bekrompen gedachten, hokjes denken wordt ik erg recalcitrant. Bananenpolitiek, het enige correcte woord wat hier van toepassing is. Want laten we wel wezen, verander ‘motorclub’ in Marokkanen, negers of hockeyclubs en de hel breekt (terecht) los.
Kijk eens wat verder dan die bruine plekken op de schil, de vrucht zelf kan wél nog heel lekker zijn!

Zo, nu eens bedenken wat ik ga aantrekken vandaag. Zal maar geen oranje aantrekken. Straks denken ze nog dat ik aan het samenzweren ben met de rest van het Nederlandse volk en een vaderlandlievend persoon ben. Eng zeg.

Brainfart

Standaard

Image

‘Waar haal je het toch vandaan? Hoe verzin je het?’
Vragen die ik met regelmaat krijg nadat ik een verhaaltje heb geschreven en waar ik nooit zomaar een antwoord op kan geven. Hoe prachtig, hilarisch of treffend de woorden dan ook mogen zijn die ik op papier zet, in het echte leven komt er, op dat moment, niet meer uit dan wat stompzinnig gemompel. Voor deze ene keer zal ik het proberen. Voor deze ene keer neem ik jullie mee. Voor deze ene keer gun ik jullie een kijkje. Welkom in de wondere wereld van mijn hersenspinsels.

Er zijn mensen die het ‘inspiratie’ noemen, ik noem het gewoon ‘het leven’. Of drank, afhankelijk van tijdstip, dag en geestelijk gestel. Anderen zullen het bestempelen als een creative mind, ik als een rijke fantasie. Of zieke geest.
Bij mij word een mug niet zomaar een olifant, maar één met roze vlekken en een gespleten persoonlijkheid. Een ritje op de motor loopt uit op een sensueel samenspel tussen mens en techniek waar “Transformers” nog een puntje aan kan zuigen. Geef mij een volkomen normale situatie en deze is binnen 10 zinnen geëscaleerd in Wereld Oorlog III waarbij het niet de Ajax-clan en de Feyenoord-hooligans zijn die met de scepter zwaaien, maar voor de verandering de Louboutin-aanhangers tegen de Jimmy Choo-fans.
Ik kijk naar een wat zwaarlijvige vrouw in een net mantelpakje en wéét dat ze ’s avonds helemaal los gaat als meesteres in een zwart latex pakje waarbij ze haar innerlijke godin volledig de vrije hand geeft. Een hemelsblauwe lucht wordt een zwoele, zinderende zomernacht waarin sterren knipogen en de maan de liefde verlicht. Ik kan een doperwt tot leven brengen, een Jehova getuige het zwijgen opleggen. Het donker is meer duister dan je ooit zult beleven en een ijzige blik geeft je kippenvel over je lijf. Je buurman zal nooit meer hetzelfde zijn en de juf van school durf je met goed fatsoen niet meer aan te kijken als ik met haar klaar ben.
Ik weet niet hoe ik het verzin, ik haal het nergens vandaag. Het is er gewoon. Het gaat de hele dag door, net zolang tot mijn vingers over het toetsenbord razen en de woorden geschreven zijn. Mooie woorden, onzinnige zinnen, hysterische columns, opbeurende verhalen, vernietigende quotes. Zolang er iemand is die er van geniet, zal ik mijn hersenspinsels delen.
Tja, je bent schrijver of je bent het niet. Proost!

Freudiaanse versprekingen

Standaard

‘Kwam je jezelf tegen?’
De woorden werden versterkt door een, in elk geval goed geprobeerde, doorgrondende blik waardoor ik me licht claustrofobisch begon te voelen in de veel te benauwde ruimte die er over bleef. Even dacht ik erover na, wat een belachelijke vraag. Ik kon dan ook maar één passend antwoord verzinnen.
‘Ja… Dagelijks.’

Want laten we wel wezen, ik leef al bijna 27 jaar met mezelf. Ik sta op met mezelf, vind mezelf met vlagen uiterst grappig, ben soms wel eens boos op mezelf, maar maak het vaak ook wel weer goed met mezelf. Ik neem mezelf mee naar feesten en partijen of als ik boodschappen ga doen. Ik zie karaktertrekjes van mezelf in m’n vader, schimmen van mezelf bij m’n moeder, spiegel mezelf aan m’n broer en zussen en in sommige gevallen weerspiegelt dit weer keihard terug. Ik douche met mezelf, snijd mezelf bij het scheren van m’n benen, slaap met mezelf en geneer me niet wanneer ik een boer laat bij mezelf. De meest intieme momenten beleef ik met mezelf! Dus over het algemeen kan ik concluderen dat ik het best leuk heb met mezelf!

Deze semi-intellectuele vraag schaar ik dan ook in dezelfde categorie als een volgende waar ik ook spontaan vlekken van krijg, namelijk: weet je wie je bent?
Wie zou ik anders moeten zijn dan degene die ik ben? De rest is allemaal al in gebruik!
Met alle gegevens waar ik over beschik weet ik vrij zeker dat ik Ilona ben. Een goed I.D. van m’n ouders, ondanks dat ik gecreëerd ben als verveelprojectje om de leegte van de naar schoolgaande kinderen te vullen. En daar ben ik best in geslaagd, al zeg ik het zelf
Ik heb het niet geschopt tot briljant advocate, ik heb niet de conditie nog uithoudingsvermogen om een topsporter te zijn en sure as hell, ik ben niet de heilige Maagd Maria. Maar ondanks dat ik niet perfect ben, her en der over wat tekortkomingen beschik, ben ik toch uniek. Net als iedereen.

Dus terugkomend op de vraag: Ja, ik weet wie ik ben en ik vind het enig om mezelf tegen te komen! En jij? Wat heb jij vanavond gegeten?